Leerlingen hebben verschillende niveaus en onderwijsbehoeften. Ons onderwijs is aangepast aan de verschillen tussen de kinderen. Differentiatie is de wijze waarop de leerkrachten met de verschillen tussen de leerlingen omgaat. Het doel is om elke leerling een bepaald niveau te laten behalen door te variëren in zaken als instructiewijze en instructietijd. Op ‘t Foarhûs gaan we uit van convergente differentiatie. Bij convergente differentiatie is de klas per vakgebied m.b.t. Taal en Rekenen in drie niveaus verdeeld: een minimumniveau, een basisniveau en een hoger niveau. Hierbij werkt de hele groep aan hetzelfde doel, maar het proces om dit doel te bereiken kan per kind verschillen. Na een klassikale basisinstructie gaat de basisgroep de leerstof zelfstandig verwerken. Voor de beter presterende leerlingen is er een al naar gelang de behoefte een korte instructie, waarna ze snel zelf aan het werk kunnen. Voor hen is er daarnaast ook een aanbod in verrijkingsstof of een plusaanbod. Voor de leerling met meer instructiebehoefte is er dan tijd en ruimte voor een verlengde instructie van de leerkracht. Dit kan in een groepje zijn of individueel. Uitgangspunt bij deze werkwijze is de instructie van de leerkracht. De uitleg, het voordoen, het samen inoefenen en zelfstandig verwerken is een terugkerende cyclus op school. Daarbij werken we o.a. met het Directe Instructie Model. Dit jaar is het één van de speerpunten om effectieve directe instructie te integreren binnen ons didactisch handelen.
Hulpplannen
Wanneer uit het leerlingvolgsysteem blijkt dat een leerling een bepaalde achterstand heeft, wordt er door de groepsleerkracht een hulpplan opgesteld. Hierin staan het gesignaleerde probleem, een gedegen analyse, gestelde doelen, hulp op welke momenten door wie wordt geboden, welke materialen hierbij worden gebruikt en wanneer er wordt geëvalueerd.Criteria voor het opstellen van een hulpplan in de onderbouw zijn als volgt vastgelegd:
*Vanuit de overdracht met de voorschoolse educatie (beginsituatie)
*Vanuit de intake (beginsituatie) *Bij kleuterverlenging (Zie doorstroomprotocol Adenium)
*Bij de tussenevaluatie (a.d.h.v. invoeren leerlijnen Parnassys)
*Algemeen beeld (wordt tijdens de groepsbesprekingen uitvoerig besproken met intern begeleider)
*Wanneer leerling het programma Bouw! volgt in groep 2
Na ongeveer twintig weken volgt er toetsing om te bekijken of er een nieuw hulpplan moet worden opgesteld. Tussentijds vinden er ook evaluaties plaats om het plan waar nodig bij te stellen. Er wordt bij de kleuters niet getoetst. Het observatiesysteem met de leerlijnen van het Jonge Kind binnen ParnasSys is leidend. Gedurende de looptijd van de hulpplan coacht de IB-er de betreffende leerkrachten. In de zorgvergaderingen neemt de evaluatie en planning van de plannen een belangrijke plaats in. Van alle evaluatiemomenten wordt een verslag gemaakt voor in het leerlingenarchief. Zo ontstaat er van elke zorgleerling een leerlingendossier. Hierin staan verder ook alle andere toets- en observatiegegevens van de leerling alsmede verslagen van onderzoeken door externe instanties. Dit dossier kan van belang zijn bij verder onderzoek of toetsing door een externe partij. Het spreekt vanzelf dat wij zeer zorgvuldig omgaan met deze vertrouwelijke informatie. De ouders worden door de IB-er en de groepsleerkracht nadrukkelijk bij de opzet en evaluatie van het hulpplan van hun kind betrokken.